In Utrecht zijn veel horecaondernemers niet blij met de gesubsidieerde horecabedrijvigheid in TivoliVredenburg. Het gesubsidieerde podium zou een cultureel podium moeten zijn in de ogen van de horecaondernemers, maar er worden nu ook hiphop- en housefeesten georganiseerd. Bovendien staat er een terras met honderden zitplekken; het heeft op die manier wel heel veel weg van een commerciële horecazaak. Praktijken die in de DDR niet zouden hebben misstaan.
Ik geef de gedupeerde en klagende horecaondernemers geen ongelijk. Zelf moeten ze aan allerlei strenge regels voldoen. Een terras moet precies binnen de gestelde plek staan, er volgen immens hoge boetes op overtrading van het rookverbod, livemuziek wordt maar zelden toegestaan en zo zijn er nog meer voorbeelden te noemen. En dat terwijl er op een steenworp afstand een enorme tent staat die dat allemaal wel mag faciliteren en nog gesubsidieerd wordt ook… Okee, roken mag in de zalen van Tivoli nog net niet, maar verder wordt het poppodium geen strobreed in de weg gelegd. Misschien heeft dat iets te maken met de verliezen die geleden zijn (pijnlijk voor de portemonnee van de gemeente) en in rap tempo weggewerkt moeten worden?
In het geval van Tivoli in Utrecht gaan er nu stemmen op om de commerciële horeca los te koppelen van de stichting Tivoli. Maar waarom is dat niet in eerste instantie al gedaan? De horeca mag in Nederland geen schoenen verkopen, dus waarom zou een poppodium wel mogen concurreren met de reeds bestaande horeca in een stad? Hopelijk is de nu ontstane commotie leermateriaal voor gemeenten in Nederland die ook een nieuw poppodium willen openen. Want dat is op zich fantastisch voor een stad, maar niet als dat ten koste gaat van de leefbaarheid en de ondernemerskansen in de rest van diezelfde stad. In het geval van de stad Utrecht lijkt er nu een meerderheid in de gemeenteraad voor het loskoppelen van de horeca van de stichting te zijn. Dat is een goede eerste stap naar een ‘gelijk speelveld’, dat in dit geval wel zeer wenselijk is.