Qua sfeer en uiterlijk heeft dit café alles, schreef Simon Carmiggelt al over café Oosterling in Amsterdam. Al meer dan 130 jaar in handen van de gelijknamige familie. Een prachtig pand uit de tijd van de VOC, gebrandschilderde ramen, een granieten vloer en een unieke toog.
“Eigenlijk is hier al eeuwen letterlijk niets veranderd”, vertelt uitbater Oscar Oosterling trots. “En dat moet ook zo blijven.” Oscar en zijn broer Marcel runnen samen de kroeg. “Alle weddenschappen ten spijt; nog steeds zonder conflicten.” Vijf jaar leeftijdsverschil en een heel ander karakter vormden geen belemmering voor hun meer dan twintigjarige samenwerking. “Juist niet! Het is de kracht van het succes. We vullen elkaar zeer goed aan. Wat mij betreft knopen we er nog heel wat jaren aan vast.”
Carmiggelt was niet de enige enthousiaste bezoeker van het café. “Gelukkig weten velen deze historische plek te vinden. Ons publiek is echt een mooie dwarsdoorsnede van de stad. We hebben ook een klant die hier al sinds 1948 drie keer in de week binnenloopt voor een borrel en een praatje. Meer dan zestig jaar dus! Die heeft alle Oosterlingen al achter de tap zien staan.” Het café zit op de hoek van de Utrechtsestraat en het Frederiksplein. Op de beide ruiten staat in oud-Hollandse letters geschreven: Café Slijterij Oosterling Anno 1877. Als ik aan kom lopen, zit de deur nog dicht maar hangt er wel een slinger aan de gevel. Hartelijk gefeliciteerd valt er te lezen. Later blijkt eigenaar Oscar Oosterling jarig. “Ach, dit is typisch iets voor onze klanten. Mij verassen met zoiets attents als ik ‘s ochtends de tent kom openen...”
Het interieur met onder meer authentieke fusten, die ooit dienden voor de opslag van dranken, schept een sfeer alsof de tijd er al meer dan een eeuw stilstaat. Het pand is van rond 1670, toen de VOC er koffie, thee en specerijen uit het verre Oosten verkocht. De toog is van ouderwets blinkend koper en de bar is abnormaal laag. Vroeger was dit de toonbank van de VOC-winkel. Ook de stellingen erachter stammen nog uit die tijd. De kruiden uit Indië die er verkocht werden, hebben plaatsgemaakt voor flessen drank, netjes in rijen opgesteld. Haar huidige cafébestemming kreeg het pand in 1820. Het is sinds 1877 in handen van de familie Oosterling, die het voor 30.000 gulden kocht als filiaal voor haar distilleerderij. De broers Marcel en Oscar zijn intussen de vierde generatie Oosterling achter de bar. “Mijn vader is natuurlijk nog wel betrokken bij de zaak. Hij wil nog altijd weten hoe de avond was, en maakt de dagstaten. Hij heeft ook geen andere hobby’s. De kroeg was zijn leven...”
Klappen van de zweep
Uniek; een café dat al 134 jaar in handen van dezelfde familie is. Eerst zat er een zetbaas in die de door Oosterling gestookte oude klare verkocht, daarna werd het een kroeg. Toen Marcel en Oscar klein waren, hielpen ze vader al vaak. “De bestellingen uitpakken, glazen spoelen en opruimen. Ik wilde al vroeg de horeca in. Eerst nog de middelbare hotelschool, ervaring opdoen in een ander café en vanaf mijn eenentwintigste hier achter de bar. Mijn broer had eerst nog een baan als filiaalleider bij een supermarkt, maar de kroeg bleef trekken. Wij kenden natuurlijk als geen ander het klappen van de zweep. De leuke kanten, maar ook de minder leuke dingen van de horeca. Maar uiteindelijk kozen we beiden met volle overtuiging voor dit vak. Mijn vader apetrots natuurlijk! De vierde generatie. Hij had het stokje doorgegeven. Mijn broer en ik zijn erg verschillend. Allereerst schelen we vijf jaar in leeftijd. Daarnaast ben ik meer een losbol, een creatieve geest, een organisator. Ik leef meer in het nu. Marcel is wat behoudender, serieuzer, kostenbewuster en wat meer bezig met de zakelijke kant van het café. Ik vind het leuker om dingen te bedenken, uit te voeren en met klanten bezig te zijn. Op een makkelijke manier vullen we elkaar aan. In de 22 jaar dat we samenwerken hebben we nog nooit een conflict gehad. Zonder elkaar zouden we niet kunnen functioneren. We hebben eigenlijk nooit discussie over de taakverdeling of de bedrijfsvoering. Het lijkt allemaal organisch in elkaar te passen. Alles verdelen we eerlijk. De omzet, de werkuren, de taken... We hebben allebei twee weekeinden per maand vrij. Dat is heerlijk. Tijd voor thuis, voor vrienden, voor mijn vrouw. Wij hebben ook nog iemand in dienst die meewerkt, dus we staan niet iedere dag zelf achter de bar. Het borreluur doen mijn broer en ik vaak samen. Dat is wel nodig ook, want op vrijdag staan de gasten vaak buiten te wachten om naar binnen te kunnen. Daar moet ik nog steeds aan wennen... Als het vol is, zijn er tachtig gasten binnen. Dan staat de kroeg ook echt hutje mutje; tenslotte is de oppervlakte maar ongeveer 120 vierkante meter. We hebben geen muziek en gokkasten. Heerlijk! Je komt hier om iets te drinken en te praten. En dat is lastig als de decibellen in je oren toeteren.”
Geen opvolging
Het café is tevens slijterij, een inmiddels unieke combinatie in Nederland. De vergunning staat op naam. “Dus als we de zaak verkopen, zijn we de vergunning kwijt. En dat zit er in de toekomst wel aan te komen. Ik heb geen kinderen en de nazaten van Marcel hebben geen belangstelling voor de zaak. Ik geloof dat de meest recente beroepskeuzes van mijn neef en nichtje piloot en prinses zijn... Dat is wel een raar idee. Café Oosterling zonder een naamgenoot achter de tap. Ik moet er nog niet aan denken. We willen nog wel een aantal jaren door. Aan de andere kant wil ik ook nog wel genieten van het leven als ik nog in goede gezondheid ben. Een leuk appartement in Portugal, de zon, de zee, de rust... Ik zou er wel aan kunnen wennen.”
“Maar kroegbaas blijft een prachtig vak. Een plek creëren waar mensen zich thuis voelen, kunnen ontspannen. Iedere dag is weer anders. Iedere gast is weer anders. Dat maakt het elke keer weer een feestje. Ik maak geen onderscheid. Het is hier een huiskamer voor iedereen. Het is steeds een uitdaging om je gasten te (leren) kennen. Echt contact te kunnen maken. Hen zich thuis te laten voelen. Ze terug te laten komen. Je moet alleen je werk niet mee naar huis nemen. Je hoort natuurlijk veel hier. Met veel gasten bouw je een relatie op. Als ik hier weg ga, ga ik naar huis. Ik woon niet in Amsterdam. Mijn broer ook niet. Het is prettig om ook fysiek afstand te kunnen nemen van je werk. Hoe leuk het vak ook is. Ik hou van rust als ik vrij ben. Het kost ook altijd even tijd om al het gepraat van een dag kwijt te raken, maar ik zou met niemand willen ruilen. We verdienen een goede boterham en hebben een heerlijk leven! De afgelopen jaren hebben we veel erkenning gekregen. Tweede in de Café Top 100 en een interview in het Stan Huygens Journaal. Toen we dat mijn vader vertelden huilde hij tranen met tuiten. Hij heeft met ziel en zaligheid gewerkt in deze kroeg. En hij is echt trots en blij dat wij, zijn zoons, nu aan het roer staan. En dat we, net als hij, met passie en liefde voor het vak de gasten van Café Oosterling verwennen!”
DCK15Jaar
Fotografie: Rayzor Sharp, Amsterdam