De burgemeester kan op grond van de Opiumwet panden sluiten als een verboden middel van daaruit wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Wordt een handelshoeveelheid (hard)drugs aangetroffen (of de middelen die nodig zijn om de drugs te vervaardigen) dan kan de burgemeester besluiten het pand voor een bepaalde tijd te sluiten. Deze ‘War on drugs’ betekent opletten geblazen, ook voor horecaexploitanten.
Waarvoor is de regeling bedoeld?
De Wet Damocles (opgenomen in de Opiumwet) maakt het sinds 1999 mogelijk dat er naast strafrechtelijke vervolging ook bestuursrechtelijk kan worden opgetreden tegen illegale drugshandel. Hoewel de bevoegdheid later is uitgebreid naar woningen, was het van het begin af aan voor de burgemeester al mogelijk om panden die gebruikt werden als ‘verkooppunten van drugs’ (tijdelijk) te sluiten. Daaronder vallen ook horecapanden. Idee is dat door de sluiting van het pand de bekendheid van dat pand als drugspand wordt weggenomen, de loop van kopers en leveranciers naar dat pand verdwijnt en dus wordt het pand als drugspand uit het circuit onttrokken. De verstoorde openbare orde kan daardoor herstellen. Het sluiten van een pand kan alleen als uiterste redmiddel worden gebruikt. Zijn er minder ingrijpende maatregelen voorhanden, dan moeten die worden ingezet. Ook mag de sluiting niet langer duren dan noodzakelijk om het hiervoor genoemde doel te bereiken. De meeste gemeenten hebben beleidsregels opgesteld waarin de bevoegdheid van de burgemeester wordt ingekleed. Als een sluitingsbesluit wordt voorgelegd aan de rechter dan zal die beoordelen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid zijn sluitingsbesluit heeft mogen nemen.
Hoeveel is te veel?
Een klein beetje aangetroffen drugs zal niet snel leiden tot sluiting. Uit de wet volgt namelijk dat de drugs er moeten zijn voor een bepaald doel: het moet gaan om een handelshoeveelheid. Doorgaans wordt alles meer dan 0,5 gram harddrugs, vijf hennepplanten en vijf gram softdrugs gezien als een handelshoeveelheid. Maar ook als geconstateerd wordt dat binnen een inrichting (hard)drugs worden verkocht, kan dat reden zijn om te sluiten. Dit is de hoofdregel.
Op deze hoofdregel bestaan twee uitzonderingen: (1) de betrokkene kan aantonen dat de aangetroffen drugs bestemd zijn voor eigen gebruik en (2) indien de burgemeester niet kan aantonen dat er een verband bestaat tussen de aangetroffen hoeveelheid drugs en het pand dat wordt getroffen door de sluiting.
De praktijk
Tijd voor wat voorbeelden. Uit een wat oudere uitspraak uit 2016 blijkt goed welke dynamiek er speelt als wordt geconstateerd dat in een horecapand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. In hoeverre is de exploitant immers in staat om dat te voorkomen? Dat is precies wat de eigenaar van een Haags strandpaviljoen zei. Zonder succes; de hoogste bestuursrechter oordeelt namelijk dat het op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet is vereist dat de exploitant van een horeca-inrichting een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat de strandpaviljoenexploitant altijd kan worden aangesproken. Het is vaste rechtspraak dat het de verantwoordelijkheid is van de exploitant om (vooraf) voldoende maatregelen te treffen om de aangetroffen situatie te voorkomen. Bij dit laatste kun je (voor wat het waard is) denken aan het voldoende houden van toezicht, zero-tolerance-beleid, etc.
De praktijk 2
Een ander geval, waarbij je kunt zien dat de overwegingen van de burgemeester kritisch worden getoetst, is het volgende. Bij een binnentreding in een eetcafé in Breda trof de politie een persoon aan die in aparte wikkels in totaal 4,6 gram cocaïne bij zich had. De burgemeester besloot vervolgens het pand direct voor de duur van een jaar te sluiten. De betrokken persoon heeft verklaard dat de drugs bestemd waren voor gasten op een feestje bij hem thuis. De burgemeester verbindt hieraan het oordeel dat de drugs niet voor eigen gebruik was, maar voor verstrekking aan anderen. Dat klopt, maar de rechtbank overweegt dat zowel uit het artikel van de Opiumwet als uit het beleid van de burgemeester volgt dat er een verband moet zijn tussen de overtreding (de vermeende handel) en het pand. Volgens de rechtbank volgt uit de verklaring van de betrokken persoon dat drugs weliswaar niet uitsluitend voor eigen gebruik waren, maar dat uit de verklaring ook volgt dat de persoon niet voornemens was de drugs te verstrekken vanuit het eetcafé. Een verband met het pand ontbreekt waardoor de burgemeester volgens de rechter het eetcafé niet mocht sluiten.
En hoe lang dan?
In de meeste beleidsregels van de burgemeesters is opgenomen hoe lang de sluiting zal duren. Meestal is dat afhankelijk van het soort drugs, de hoeveelheid, of er sprake is van recidive en waar de verboden middelen worden aangetroffen (woning, bedrijfspand, etc.). In het beleid kan ook worden opgenomen dat eerst wordt gewaarschuwd. Overigens kunnen er wel altijd feiten en omstandigheden zijn die maken dat in het specifieke geval van het beleid moet worden afgeweken.
Uit het bovenstaande volgt dat de duur van de sluiting nog wel eens wil wisselen; 14 dagen tot één jaar (!). Denk daarbij wel aan wat hiervoor is gezegd: de maatregel moet zien op het herstellen van de openbare orde. Het mag niet zo zijn dat de maatregel langer duurt dan noodzakelijk. In eerste instantie is het aan de burgemeester omdat te beoordelen.
Rechtsmiddelen
Tegen een sluitingsbesluit kunnen rechtsmiddelen worden aangewend. Ben je het niet eens met het besluit dan kun je een bezwaarschrift indienen. Na het nemen van een beslissing op bezwaar kun je nog in beroep en tot slot in hoger beroep. Omdat doorgaans de sluiting direct of snel van kracht wordt, kan aan de voorzieningenrechter worden verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze kan inhouden dat het besluit tijdelijk wordt geschorst zodat de horeca-inrichting nog wel open mag zijn totdat je klaar bent met procederen bijvoorbeeld. Of een verzoek kans van slagen heeft, hangt af van de feiten en omstandigheden. Het is aan te raden je in dat geval te laten adviseren door een professionele rechtsbijstandverlener.
Tot slot
De ‘War on drugs’ is maatschappelijk van belang. Het tegengaan van drugshandel hoort daarbij. Zorgen over de verstoring van de openbare orde en de veiligheid bij vermenging van de onderwereld met de bovenwereld, zijn doorgaans terecht. De burgemeester heeft met artikel 13b van de Opiumwet een krachtig instrument in handen dat verregaande gevolgen kan hebben. Uit de tweede uitspraak volgt dat de handelingen van de burgemeester kritisch door de rechter worden beschouwd. Maar ook hier geldt dat voorkomen beter is dan genezen.
Deze bijdrage is geschreven door Tanne van Wissen (zie foto). Zij is werkzaam bij Catch Legal, dat bestaat uit een team van gedreven juristen. Op het gebied van horeca bezit Catch Legal veel expertise en op dit vlak staan ze horecaondernemers dagelijks bij. Meer info: www.catchlegal.nl
Klik hier voor de overige bijdragen van Catch Legal